Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Vaststelling zorgregeling niet mogelijk gelet op de ernstige verstoring van de verhouding tussen de ouders.

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector Civiel recht

Uitspraak : 25 juli 2012

Zaaknummer : 200.104.618/01

Rekestnummer rechtbank : F1 RK 10-1136 & F1 RK 10-2330

[de moeder],

wonende op een geheim adres,

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. D.R.M. de Vos te Bergen op Zoom,

tegen

[de vader],

wonende te [woonplaats],

verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. P. Hoogenraad te Maassluis.

In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming te Rotterdam,

hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De moeder is op 2 april 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 6 januari 2012 van de rechtbank Rotterdam.

De vader heeft op 26 april 2012 een verweerschrift ingediend.

Bij het hof is voorts het volgende stuk ingekomen:

van de zijde van de moeder:

- op 23 april 2012 een brief van 20 april 2012 met bijlagen.

De raad heeft bij brief van 9 mei 2012 aan het hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

De zaak is op 6 juni 2012 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.

De hierna te noemen minderjarigen [A] en [B] zijn in raadkamer gehoord.

HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en de tussenbeschikking van 10 december 2010.

Bij tussenbeschikking van 10 december 2010 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen

- [A], geboren op [datum] 1995 te [geboorteplaats] (hierna ook te noemen: [A]) en

- [B], geboren op [datum] 1997 te [geboorteplaats] (hierna ook te noemen: [B])

bij de vader zal zijn. Iedere verdere beslissing is aangehouden.

Bij de bestreden beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige

- [C], geboren op [datum] 2001 te [geboorteplaats] (hierna ook te noemen: [C])

bij de moeder zal zijn. Voorts is het verzoek van de moeder tot vaststelling van een zorgregeling met betrekking tot [A] en [B], afgewezen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de toedeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: zorgregeling) met betrekking tot [A] en [B].

2. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de afwijzing van de zorgregeling tussen de moeder en [A] en [B] en, opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

primair

te bepalen dat de moeder contact heeft met [A] en [B] éénmaal per veertien dagen een weekend van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur, alsmede gedurende de helft van de vakantie- en feestdagen, in onderling overleg te bepalen, waar naartoe kan worden gewerkt middels een opbouwregeling;

subsidiair

te bepalen dat de moeder op andere, door het hof in goede justitie te bepalen wijze, contact kan hebben met [A] en [B];

meer subsidiair

te bepalen dat [C] contact kan hebben met [A] en [B] op neutraal terrein, eventueel onder begeleiding van het omgangshuis.

3. De vader bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.

4. De moeder voert aan dat zij de indruk heeft dat de vader het contact tussen haar en [A] en [B] tegenhoudt. Nadat de moeder in april 2010 naar een blijf-van-mijn-lijfhuis is gevlucht heeft zij [A] en [B] slechts één keer kort gezien. Zij betreurt dit niet alleen voor haarzelf, maar ook voor hun broertje [C]. [C] heeft zeer de behoefte aan contact met zijn zussen. De moeder acht het, ondanks hun leeftijd, niet in hun belang van [A] en [B] dat het contact met [C] geheel wordt verbroken.

5. De vader verweert zich daartegen als volgt. [A] en [B] willen – ondanks dat hij de omgangsregeling heeft gestimuleerd – op dit moment geen contact met de moeder. Zij voelen zich door de moeder in de steek gelaten. Ook was er in de laatste jaren vrijwel dagelijks ruzie tussen de moeder en [A] en [B]. Gelet op de leeftijd van [A] en [B] heeft het geen zin om een zorgregeling vast te leggen, aldus de vader.

Zorgregeling

6. Het hof stelt voorop dat ingevolge artikel 1:253a, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling kan vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag, welke regeling blijkens lid 2 sub a kan omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.

7. Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat contact tussen de moeder en [A] en [B] op dit moment in strijd is met zwaarwe¬gende belangen van [A] en [B]. Het hof overweegt daartoe dat de verstandhouding tussen de ouders zeer slecht is en zij niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken. Ook zijn de ouders niet in staat [A] en [B] buiten die strijd te houden, hetgeen zijn weerslag op hen heeft. Hoewel het hof ter zitting nog heeft getracht een vergelijk tussen de ouders te beproeven in de manier waarmee zij met elkaar omgaan, is gebleken dat daarvoor onvoldoende basis is. Het hof acht een verbetering in de verstandhouding tussen de ouders onder de gegeven omstandigheden wel noodzakelijk voor het vaststellen en de uitvoering van een zorgregeling. De huidige verstandhouding tussen de ouders levert een ernstige blokkade op voor de vaststelling van een zorgregeling. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat [A] en [B] tijdens het kinderverhoor in hoger beroep op consistente wijze aan het hof kenbaar hebben gemaakt thans geen contact met hun moeder te willen. Gelet op de leeftijd van [A] en [B], hun bezwaren tegen contact met de moeder en de spanningen die een zorgregeling bij hun teweeg zou brengen, acht het hof het vaststellen van een zorgregeling in strijd met de zwaarwegende belangen van [A] en [B]. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de bestreden beschikking in zoverre zal worden bekrachtigd.

Meer subsidiaire verzoek

8. Meer subsidiair verzoekt de moeder het hof te bepalen dat [C] contact kan hebben met [A] en [B] op neutraal terrein, eventueel onder begeleiding van het omgangshuis. Nu de wet niet in zo’n verzoek voorziet, zal het hof dit verzoek van de moeder afwijzen.

Informatieregeling

9. Ter zitting (meer in het bijzonder: tijdens de tweede termijn) van het hof heeft de moeder, in het geval geen zorgregeling zal worden vastgesteld – verzocht om een informatieregeling, waarbij zij een keer in het kwartaal door de vader over [A] en [B] wordt geïnformeerd of e-mailcontact met hen kan hebben. Nu niet is gesteld of gebleken dat de moeder haar verzoek niet in een eerder stadium had kunnen doen en de vader niet in staat is gweest zich op dit verzoek te beraden, zal het hof dit verzoek wegens strijd met de eisen van een goede procesorde afwijzen.

10. Mitsdien wordt als volgt beslist.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Zander en Van Montfoort, bijge¬staan door mr. Evertsen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature