U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Contactverbod voor één jaar; ten tijde van de beschikking bijna verstreken.

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector Civiel recht

Uitspraak : 15 februari 2012

Zaaknummer : 200.088.438/01

Rekestnrs. rechtbank : F2 RK 08-1506 en F2 RK 10-227

[de vader],

wonende te [woonplaats],

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat voorheen mr. E.H. Beerstecher te Spijkenisse en mr. L.M. Baltazar de Seixas te Spijkenisse, thans mr. M. Theunessen te Rotterdam.

tegen

[de moeder],

wonende te [woonplaats],

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. G.J. Schipper-de Bruijn te Spijkenisse.

Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming te Rotterdam,

hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vader is op 1 juni 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 9 maart 2011 van de rechtbank Rotterdam.

De moeder heeft op 4 augustus 2011 een verweerschrift ingediend.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de vader:

- op 14 juni 2011 een brief van 10 juni 2011 met bijlagen;

- op 16 juni 2011 een brief van 15 juni 2011 met bijlage;

- op 11 november 2011 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen;

- op 27 december 2011 een brief van 19 december 2011 met bijlage;

- op 9 januari 2012 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen;

van de zijde van de moeder:

- op 9 januari 2012 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen.

De zaak is op 11 januari 2012 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;

- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

- mevrouw A. Timmers namens de raad

De hierna te noemen minderjarigen zijn in raadkamer gehoord.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de tussenbeschikkingen van 23 januari 2009, 29 april 2009 en 10 juni 2010 en de bestreden beschikking.

Bij de bestreden beschikking is de vader, voor zover in hoger beroep van belang, het recht op omgang met de minderjarigen ontzegd voor de periode van één jaar. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. Onder meer staat het volgende vast:

De rechtbank heeft bij tussenbeschikking van 23 januari 2009 de echtscheiding tussen de partijen uitgesproken, welke beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 3 april 2009. Beide ouders zijn met het gezag over de minderjarigen belast (gebleven).

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil zijn de ontzegging aan de vader van het recht op omgang met de minderjarigen [minderjarige 1], geboren op [datum] 1998 te [plaats] en [minderjarige 2], geboren op [datum] 2000 te [plaats] Spijkenisse (hierna: de minderjarigen) en, bij vernietiging van die ontzegging, de toedeling aan de vader van zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot de minderjarigen.

2. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking voor zover het betreft de ontzegging van het recht op omgang, te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de vader recht heeft op omgang gedurende één weekend per twee weken, of één dag per week, althans te bepalen dat er aan een dergelijke zorgregeling een aantal proefcontacten vooraf dienen te gaan, althans een beslissing te nemen als door het hof in goede justitie te bepalen.

3. De moeder bestrijdt het beroep en verzoekt het hof het verzoek van de vader af te wijzen.

4. De vader stelt zich op het standpunt dat de rechtbank hem ten onrechte het recht op omgang met de minderjarigen heeft ontzegd. De man meent dat geen sprake is van strijd met de zwaarwegende belangen van de minderjarigen. Hij erkent dat de communicatie tussen partijen te wensen overlaat, maar stelt dat dit niet met zich mee hoeft te brengen dat het voor de minderjarigen onwenselijk is om op een normale manier contact met hun vader te hebben. Datzelfde geldt voor de door de rechtbank opgelegde contactverboden, aldus de vader. Verder wijst de vader erop dat uit het raadsonderzoek naar voren gekomen dat er geen contra-indicaties zijn voor contact tussen hem en de minderjarigen. De vader is van mening dat de moeder het contact tussen hem en de minderjarigen stelselmatig tegengewerkt. De vader is zich ervan bewust dat er geruime tijd geen contact is geweest en dat in dat licht bezien de zorgregeling, zeker in het begin, qua tijdsduur bescheiden dient te blijven. De vader kan zich voorstellen dat opnieuw proefcontacten zullen plaatsvinden bij Flexus Jeugdplein en/of het Omgangshuis.

5. De moeder stelt zich op het standpunt dat de vader de contactverboden stelselmatig heeft doorbroken, hetgeen angstgevoelens bij de minderjarigen heeft veroorzaakt. Zij acht het niet in het belang van de minderjarigen dat er contact tussen hen en de vader plaatsvindt. Een eventuele zorgregeling zal een negatieve weerslag op de minderjarigen en op hun verdere ontwikkeling hebben. De moeder bestrijdt dat zij de contacten stelselmatig heeft tegengewerkt. Zij heeft voor ogen de minderjarigen rust, structuur en regelmaat te bieden. Het is gedrag van de vader dat ertoe heeft geleid dat er thans geen contact tussen de minderjarigen en de vader plaatsvindt en zal plaatsvinden. De minderjarigen zijn aangemeld bij Flexus Jeugdplein en volgen daar de cursus “tussen twee vuren”.

6. De raad heeft ter terechtzitting verklaard dat omgang tussen de minderjarigen en hun vader op dit moment niet in het belang van de minderjarigen is. De verstandhouding tussen de ouders is slecht en heeft ook zijn impact op de minderjarigen. Verder heeft de raad verklaard dat indien de minderjarigen met rust worden gelaten, de kans groter is dat zij in de toekomst zelf contact met de vader opnemen. Procedures werken averechts, aldus de raad.

7. Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen omtrent de uitoefening van het gezag aan de rechter worden voorgelegd. Ingevolge lid 2 van dit artikel kan de rechter op verzoek van de ouders of één van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten een toedeling aan ieder van de ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede en uitsluitend indien het belang van het kind dit vereist, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben.

8. Het hof verstaat de beslissing van de rechtbank aldus dat de rechtbank heeft bedoeld een tijdelijk contactverbod op te leggen. Het hoger beroep noopt in dit opzicht tot een verbetering van hetgeen de rechtbank heeft uitgesproken.

9. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat de kinderrechter terecht en op goede gronden een tijdelijk contactverbod heeft ingesteld. Naar het oordeel van het hof zijn door de vader in hoger beroep geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd die tot een andersluidend oordeel zouden moeten leiden. Tevens heeft het hof vastgesteld dat er nog geen sprake is van enige verbetering in de betrekkingen tussen de ouders, dan wel tussen de vader en de kinderen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat beide minderjarigen in hoger beroep blijkt hebben gegeven van grote weerstand tegen contact met hun vader. Gezien de leeftijd van de kinderen en hun afwijzende reactie zal dwang tot contact met de vader volgens de raad het tegengestelde effect hebben van hetgeen de vader beoogt. Het hof is met de raad van oordeel dat het thans forceren van contact tussen de vader en de minderjarigen hun draagkracht te boven gaat en derhalve in strijd is met hetgeen het belang van de minderjarigen vereist. Voorts neemt het hof in aanmerking dat de vader ter terechtzitting heeft verklaard de keuze van de minderjarigen te willen respecteren. Gelet op het voorgaande zal het hof hetgeen de vader in het hoger beroep verzoekt afwijzen.

10. Mitsdien wordt als volgt beslist.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

vernietigt de beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 9 maart 2011 en, opnieuw rechtdoende, legt de vader een verbod op om met zijn kinderen contact te hebben voor de duur van één jaar, gerekend vanaf 9 maart 2011 en eindigende per 9 maart 2012;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. De Haan-Boerdijk, Van Leuven en Burgerhart, bijgestaan door mr. Evertsen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 februari 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature